De friese visaak (binnenaak) is verkrijgbaar in maat: 8.50 x 3.42 m

 

 

 

 

 

Ontwerp friese visaak

 

 

 

Het nieuwbouw casco is van het lijnenplan van de achterste aak op de onderstaande foto.

 

Op de foto (onder) twee visaken van de familie Stuiver, Gorredijk.

Dit schip is gebouw in 1924 bij Scheepswerf Oebele Haikes en Jan Oebeles van der Werff te Buitenstvallaat-Drachten onder bouw nummer 61: “Staal IJzeren Aak” van 32 voet (9,06 meter) voor B. Stuiver te Gorredijk, 6 november 1923. Bestektekening inventarisatie nummer 1986-337 (Fries scheepvaart- museum).

 

De voorste aak op de foto (refit bij Skipshelling Blom >>, Hindeloopen, 2011) is gebouwd te Drachten bij Roorda “De Piip” voor Jacob Stuiver sr.

 

 

 

Geschiedenis van de friese visaak

Visaken waren in het begin van onze eeuw een bekende verschijning in het Friese waterland. Ze kwamen echter ook voor in de het noorden van Overijssel zij het met een iets andere vorm.

Meestal was daar het voorschip iets slanker en de kop iets hoger. De doorgaans fraai gevormde scheepjes hadden voor de mast een tentvormige kajuit met een vlak dak.

Dat dak was oorspronkelijk feitelijk het voordek dat met zijflappen aan de romp bevestigd was en omhoog gezet kon worden (een zgn harmonica- of blaasbalg dek).

Later werd deze constructie wel geheel van hout met zeildoek bespannen gemaakt.

Hierin woonde soms de (armere) visser met zijn gezin. De strijkbare mast draaide door deze kajuit.

Achter de mast had het schip een bun voor het bewaren van gevangen vis.

Er werd vooral gevist op paling en snoekbaars met deze aakjes.

Meestal hadden de visaken een min of meer vaste ligplaats bij een dichtzet. Dit is een dwars over een vaart gespannen visnet. Wanneer een schip moest passeren werd dit net, dat aan een kabel was gespannen, vanaf de wal neergelaten en na het passeren van het schip weer opgetrokken. Dit betekende dat zo’n dichtzet dag en nacht bewaakt moest worden. Doorgaans deed de visser dit laatste vanuit de visaak.